Van de voorzitter – “krediet en crisis”

De woorden krediet en crisis zijn niet onbekend binnen de GSA. Het zijn ook geen woorden die bij een beetje GSA-er enige paniekreactie zullen opwekken. Zoals wel vaker blijkt ook dit keer weer de norm binnen de GSA af te wijken van de rest van de wereld.

Momenteel spreekt men schande van de banken die geld leenden aan debiteuren, waarvan onduidelijk was of ze het geld wel konden terugbetalen, en als onderpand zaken accepteerde, waarvan ze niet konden bepalen welke waarde ze vertegenwoordigden. Persoonlijk ben ik juist erg blij dat banken in het verleden een dergelijk beleid voerden.

Lang lang geleden was er namelijk eens een bestuur van een zweefvliegclub dat van mening was dat een zweefvliegclub geen zweefvliegclub was zonder zweefvliegtuigen. Helaas was het bestuur het bestuur van een zweefvliegclub van arme studenten. Geld was dus altijd een probleem, maar er waren banken waar ze altijd geld hadden.

Daarom maakte het bestuur een afspraak met een meneer van een grote bank. Aan de meneer van de bank werden de plannen van de zweefvliegclub uitgelegd en ze vertelden de meneer dat ze daarvoor een beetje geld nodig hadden. Natuurlijk zouden ze uiteindelijk al het geld weer teruggeven aan de meneer en zelfs nog een beetje meer. Om de laatste twijfels bij de meneer weg te nemen vertelden ze dat ze voor het geld een zweefvliegtuig gingen kopen. Dit zweefvliegtuig werd eigenlijk steeds meer waard en kon altijd weer gemakkelijk verkocht worden. Dit alles gehoord hebbende leek het de meneer van de bank een goed voorstel, dus verliet het bestuur de bank met een buidel met geld.

Met de zomer in aantocht ruilde het bestuur de buidel met geld snel tegen een zweefvliegtuig. De zweefvliegclub was nu een feit en de hele zomer werd er vrolijk gevlogen. Toen het winter werd, werd het zweefvliegtuig opgeborgen en ging het bestuur de kroeg in om nieuwe plannen te maken.

Op een dag werd het bestuur echter bij de meneer van de bank geroepen. Er was een jaar voorbij en de meneer vroeg of hij weer een beetje van het geld terug kon krijgen. Geduldig legde het bestuur uit dat dit niet zo werkte bij een zweefvliegclub. De leden betaalden immers om te vliegen en alleen in de zomer kon je vliegen, dus moest de meneer wachten tot de zomer. Als de meneer daar niet op wilde wachten dan zat er niets anders op dan dat de meneer het zweefvliegtuig zou krijgen i.p.v. het geld. De meneer van de bank dacht even na. Hij had nog nooit een zweefvliegtuig gezien, maar hij vermoedde dat het niet in de kluis zou passen. Verkopen kon natuurlijk ook maar hij kende ook geen zweefvliegtuigdealers. De meneer kwam tot de conclusie dat hij beter maar kon wachten op zijn geld.

De meneer van de bank maakte zich natuurlijk wel een beetje zorgen, maar ook weer niet zo heel veel. Dat kwam doordat het geld eigenlijk ook niet van de bank was. Het geld was aan de bank gegeven door mensen, die zoveel geld hadden dat ze het niet allemaal thuis konden bewaren. Zolang deze mensen niet bij de bank op de stoep stonden om hun geld op te halen, was er niets aan de hand. De meneer van de bank kon zich ook niet voorstellen dat ooit alle mensen tegelijk op de stoep zouden staan. Kortom er heerste een evenwicht tussen het bestuur van de zweefvliegclub, de meneer van de bank en de mensen van het geld. Allen hadden zo nog lang en gelukkig kunnen leven en vliegen.

Helaas weten we nu dat het niet zo afgelopen is, tenminste voor de meneer van de bank en de mensen van het geld. De zweefvliegclub vliegt nog steeds vrolijk door. Want zoals alle zweefvliegers weten, het wordt vanzelf weer zomer.

Martijn Pluim

Comments are closed.